GESCHIEDENIS LANDGOED STERKENBURG
De eerst aanleg van de historische tuin- en parkaanleg gaat in oorsprong terug tot ca. 1626. Omstreeks 1646 wordt ‘het bosch van Sterkenburg’ vermeld als decor van een moord. Aan het begin van de 18e-eeuw (1718) maakte Justus van Broeckhuijsen enkele tekeningen van het landgoed; de toen bestaande renaissance-aanleg bezat onderdelen waarvan thans nog enkele in de aanleg bewaard gebleven zijn.
De buitenplaats Sterkenburg is vormgegeven middels zes dwars op de middeleeuwse ontginningsstroken geplaatste rechthoekige vakken van ongeveer 400 meter lang en 100/110 meter breed welke uit de vroeg 17e eeuw stammen. Rond de vakken lagen lanen en grachten of sloten. Vermoedelijk zijn de vijf ten zuiden van de Langbroekerwetering gelegen vakken eerst ontstaan. Later is een zesde vak toegevoegd dat zuidelijk een middeleeuwse structuur volgt.
Op een kaart uit ongeveer 1790, waarvan een 19e-eeuwe kopie in het huisarchief van Sterkenburg wordt bewaard, is een as die zich via het hek en over de brug uitstrekt in zuidelijke richting. Het noordelijke deel van de as bevindt zich in het vak boven de Langbroekerwetering. De kilometers lange oprijlaan, die tot aan Huize Den Treek te Leusden reikte, (de Sterkenburgerlaan) eindigde in het bos op een rotonde van eiken en werd via een laan in westelijke richting zo verbonden met de as. Op deze structuur gericht stond een tuingebouw dat later voor de nabij gelegen tennisbaan gebruikt werd. Van de rotonde rest heden nog een (dode) eik die als solitair in het weiland staat. In het noordelijke vak boven de Langbroekerwetering werd het nog steeds bestaande noordelijk deel van de as verbonden met de laan via een nog oorspronkelijk smalle eikenlaan.
Een zevende vak ontwikkelde zich ten noorden van de Langbroekerwetering. Het hoogtepunt in de ontwikkeling van dit vak lag omstreeks 1770. Hier bevond zich de bedrijvigheid die bij de heerlijkheid en het kasteel hoorde: rechthuis /gemeentehuis, herberg, terras, boerderij, stalhouderij, smederij, timmerwerkplaats, brandspuit, winkeltje, kantoortje, schippersplaats en tollen. De eerste drie vakken ten zuiden van de Wetering bevatten: kasteel, stallen, orangerie, tuinmanshuis, kippenpaleis, duivenslag, bloementuin, vijvers, moes- en vermaakstuinen. De laatste drie vakken bevatten voornamelijk productiebossen en rustgebieden voor dieren, aan de buitengrenzen omgeven door lanen.
Rond 1835 wordt naar een plan van Hendrik van Lunteren de moestuin aangelegd op de huidige plaats. Terwijl op deze plek meer een vermaakstuin lag, ontstaat hier een moestuin met een zogenaamde Ferme-ornee aanleg. In het plan van Van Lunteren speelt de combinatie van economie/nut en vermaak een belangrijke rol. De wandelpaden in de moestuin waren zo geprojecteerd dat zij langs de kas lopen. In deze moestuin bevinden zich een kas koude bakken, een druivenkas en gereedschapsloods. Omstreeks 1890 wordt door de nieuwe eigenaar/bewoner C.J. Kneppelhout van Sterkenburg een aantal wijzigingen doorgevoerd. Een van de twee noordwestelijk gelegen eilanden worden door demping aan de moestuin toegevoegd. De tuinmuren krijgen een L-vormig verloop. Een ijzeren Spalierhek wordt op de grens van de moestuin en de siertuin geplaatst. In deze periode wordt ook de oude kas aangepakt.
De buitenplaats heeft een kenmerkende historische indeling van wonen en bedrijvigheid, ten noorden van de Langbroekerwetering. De drie zuidelijk van de Langbroekerwetering gelegen vakken hebben een indeling van wonen en recreatie. De volgende drie nog meer zuidelijk gelegen vakken kenmerken zich door natuur en rustgebied.
Door vererving wordt het oorspronkelijke landgoed steeds verder opgesplitst. De meest recente verdeling heeft plaatsgevonden in 2009. Het betreft hier een verdeling tussen de kleinkinderen van de laatste Kneppelhout. Willemien Steengracht, de huidige eigenaresse en haar man Chris van Tongeren hebben de visie het landgoed Natuurlijk Sterkenburg, te weten een deel van het oorspronkelijke park, waaronder de oude tennisbanen, weilanden, een pachterswoning, een duivenslag en de moestuin, terug te brengen in oorspronkelijk staat, in lijn met de geschiedenis en het zo als cultureel erfgoed te behouden.
De eerst aanleg van de historische tuin- en parkaanleg gaat in oorsprong terug tot ca. 1626. Omstreeks 1646 wordt ‘het bosch van Sterkenburg’ vermeld als decor van een moord. Aan het begin van de 18e-eeuw (1718) maakte Justus van Broeckhuijsen enkele tekeningen van het landgoed; de toen bestaande renaissance-aanleg bezat onderdelen waarvan thans nog enkele in de aanleg bewaard gebleven zijn.
De buitenplaats Sterkenburg is vormgegeven middels zes dwars op de middeleeuwse ontginningsstroken geplaatste rechthoekige vakken van ongeveer 400 meter lang en 100/110 meter breed welke uit de vroeg 17e eeuw stammen. Rond de vakken lagen lanen en grachten of sloten. Vermoedelijk zijn de vijf ten zuiden van de Langbroekerwetering gelegen vakken eerst ontstaan. Later is een zesde vak toegevoegd dat zuidelijk een middeleeuwse structuur volgt.
Op een kaart uit ongeveer 1790, waarvan een 19e-eeuwe kopie in het huisarchief van Sterkenburg wordt bewaard, is een as die zich via het hek en over de brug uitstrekt in zuidelijke richting. Het noordelijke deel van de as bevindt zich in het vak boven de Langbroekerwetering. De kilometers lange oprijlaan, die tot aan Huize Den Treek te Leusden reikte, (de Sterkenburgerlaan) eindigde in het bos op een rotonde van eiken en werd via een laan in westelijke richting zo verbonden met de as. Op deze structuur gericht stond een tuingebouw dat later voor de nabij gelegen tennisbaan gebruikt werd. Van de rotonde rest heden nog een (dode) eik die als solitair in het weiland staat. In het noordelijke vak boven de Langbroekerwetering werd het nog steeds bestaande noordelijk deel van de as verbonden met de laan via een nog oorspronkelijk smalle eikenlaan.
Een zevende vak ontwikkelde zich ten noorden van de Langbroekerwetering. Het hoogtepunt in de ontwikkeling van dit vak lag omstreeks 1770. Hier bevond zich de bedrijvigheid die bij de heerlijkheid en het kasteel hoorde: rechthuis /gemeentehuis, herberg, terras, boerderij, stalhouderij, smederij, timmerwerkplaats, brandspuit, winkeltje, kantoortje, schippersplaats en tollen. De eerste drie vakken ten zuiden van de Wetering bevatten: kasteel, stallen, orangerie, tuinmanshuis, kippenpaleis, duivenslag, bloementuin, vijvers, moes- en vermaakstuinen. De laatste drie vakken bevatten voornamelijk productiebossen en rustgebieden voor dieren, aan de buitengrenzen omgeven door lanen.
Rond 1835 wordt naar een plan van Hendrik van Lunteren de moestuin aangelegd op de huidige plaats. Terwijl op deze plek meer een vermaakstuin lag, ontstaat hier een moestuin met een zogenaamde Ferme-ornee aanleg. In het plan van Van Lunteren speelt de combinatie van economie/nut en vermaak een belangrijke rol. De wandelpaden in de moestuin waren zo geprojecteerd dat zij langs de kas lopen. In deze moestuin bevinden zich een kas koude bakken, een druivenkas en gereedschapsloods. Omstreeks 1890 wordt door de nieuwe eigenaar/bewoner C.J. Kneppelhout van Sterkenburg een aantal wijzigingen doorgevoerd. Een van de twee noordwestelijk gelegen eilanden worden door demping aan de moestuin toegevoegd. De tuinmuren krijgen een L-vormig verloop. Een ijzeren Spalierhek wordt op de grens van de moestuin en de siertuin geplaatst. In deze periode wordt ook de oude kas aangepakt.
De buitenplaats heeft een kenmerkende historische indeling van wonen en bedrijvigheid, ten noorden van de Langbroekerwetering. De drie zuidelijk van de Langbroekerwetering gelegen vakken hebben een indeling van wonen en recreatie. De volgende drie nog meer zuidelijk gelegen vakken kenmerken zich door natuur en rustgebied.
Door vererving wordt het oorspronkelijke landgoed steeds verder opgesplitst. De meest recente verdeling heeft plaatsgevonden in 2009. Het betreft hier een verdeling tussen de kleinkinderen van de laatste Kneppelhout. Willemien Steengracht, de huidige eigenaresse en haar man Chris van Tongeren hebben de visie het landgoed Natuurlijk Sterkenburg, te weten een deel van het oorspronkelijke park, waaronder de oude tennisbanen, weilanden, een pachterswoning, een duivenslag en de moestuin, terug te brengen in oorspronkelijk staat, in lijn met de geschiedenis en het zo als cultureel erfgoed te behouden.